|
|
MEDITATIE
MEDITATIE
Dragen of gedragen?
Jesaja 46: “Ik zal u dragen”
We werden gedragen. Als kind. Als we huilden werden we opgepakt. Getroost. Gewiegd. We werden meegenomen op moeders arm. Maar hoe vaak zijn we daarna nog gedragen? Om die vraag draait het in Jesaja 46. Wil je gedragen worden? Door God? We zijn geneigd om gelijk vrolijk ja te knikken. Want wie wil er nu niet door God gedragen worden? Maar weet wat je zegt.
Israël zit in Babylon. Weggevoerd uit Kanaän. Het is een oordeel van God. In Babel waren ze ieder jaar getuige van een processie. De goden Bel en Nebo werden dan uit de tempels gehaald, en in een processie door de stad gedragen. Je ziet het voor je. Godenbeelden hobbelend op een kar, torsend op mensenschouders. Een drommende menigte wurmt zich door de overvolle straten. Iedereen wil die goden wel even aanraken. Dan zit je weer een jaar gebeiteld. Omdat de god Bel de beschermgod is van het machtige rijk Babylon. Maar vooral Nebo. De zoon van Bel. Hij werd een schrijfgod genoemd. Hij schrijft op zijn kleitabletten uit wie voorspoed of tegenspoed krijgt. Die god wil je te vriend houden. Je deed er alles aan om voor die god krom te liggen. Als
je in ruil maar voorspoed kreeg.
Jesaja drijft er namens God de spot mee. “Bel is gekromd, Nebo is neergebogen.” De dieren zakken door hun hoeven. De schouders die dragen gaan er gebukt onder. Voel je de spot van Jesaja? Fijne goden. Je moet ze zelf dragen. Je moet ze zelf in de lucht houden. En als jij ze niet meer kunt dragen, vallen ze om… Jesaja trekt de profetenmantel aan. Hij roept uit: vroeg of laat rollen de goden van Babylon om. In gedachten trekken we de woorden naar nu door. Want welke goden houd ik in de lucht? Waar lig ik krom voor? Er komt een dag dat mijn steel knakt, dan knakken ook de goden waar ik voor leefde. Maar nu de God van Israël! Bij Hem is het omgekeerd. Ík zal…Ík zal…Ík heb…Ík zal…Ík zal…dragen (vers 4). Dit vers opent met twee beloften voor de toekomst, in het hart volgt een statement hoe de HEERE al de eeuwen door heeft gedragen, en dan volgen weer twee beloften voor de toekomst. Hij is de God van Abraham, Izak en Jakob. Niet wij hebben Hem gemaakt, Hij heeft ons gemaakt. En daarom kan alleen Hij zeggen: "Ik zal je dragen".
Mag Hij je dragen? Het geloof zegt amen. In het besef dat de God van Israël zo anders is dan de afgoden die wij zelf maken. Mag Hij je dragen waarheen Hij wil? Ook als het door een weg vol donkere majesteit gaat? Zodat Hij verheerlijkt wordt door alles heen? De Heiland zei: In deze wereld zult u verdrukking lijden, maar hebt goeden moed! Geef je maar over aan Israëls God. Hij is te vertrouwen. Zijn Vader heeft ons geformeerd. Gedragen vanaf de moederschoot, gedompeld in het verbond. De Schriften getuigen van Zijn daden. Al gaat Zijn weg met ons door donkere majesteit, al begrijp je niets van de route, de uitkomst ligt vast. Zijn Knecht heeft een weg gebaand. Hij is gekomen om gewonde zondaren die geen kant meer uit kunnen op te nemen. Jezus heeft de Zijnen gedragen tot op het kruis. Tot in het kille graf. Daar liet Hij het achter. Hun smart, hun ziekte, hun schuld. Daar verscheurde Hij de banden van de dood voor eeuwig. Wie heel zijn leven weglegt en overgeeft aan deze Verbondsgod, zal gedragen worden, tot in het Vaderhuis. Want Zijn woord staat vast.
Ds. A. Langeweg, Immanuelkerk
| terug
|
|
|
|
|
|